Onevenredig beleid wegens mobiliteitsproblemen

Onderstaand blog is gepubliceerd op Omgevingsweb.nl

Link naar publicatie op Omgevingsweb.nl:

https://www.omgevingsweb.nl/samenvatting/onevenredig-beleid-wegens-mobiliteitsproblemen/ 

 

 

Aan eiseres is een standplaatsvergunning verleend om met een verkoopwagen plaats te nemen op de boulevard aan het strand. Een van de voorschriften die aan de vergunning is verbonden bepaalt dat de verkoopwagen buiten de verkooptijden dient te worden verwijderd (hierna: de mobiliteitseis). Eiseres heeft het college verzocht om ontheffing van dit voorschrift, omdat zij lijdt aan de ziekte MS en daardoor moeite heeft met het verplaatsen van de verkoopwagen.

De relevante feiten

Het beleid van het college houdt in, dat in verband met een schoon, veilig en opgeruimd strandgebied én de boulevard, verkoopwagens na verkooptijd dienen te worden verwijderd. Een tijdelijke ontheffingsmogelijkheid in het belang van de openbare orde en veiligheid is wel mogelijk. In dit geval is daar echter geen sprake van nu aan eiseres een vergunning voor een periode van 10 jaar is verleend, aldus het college.

Daarnaast is de standplaats gelegen in een drukbezocht strandgebied. Als een calamiteit zich voordoet moet de wagen zo snel mogelijk worden verwijderd. Het college vindt dat dit algemene belang zwaarder weegt dan het persoonlijk belang van eiseres. Ook is het college van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gevolgen van de mobiliteitseis wegens haar ziektebeeld onevenredig voor haar zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Eiseres voert daarentegen aan dat het dagelijks verplaatsen van de verkoopwagen voor haar te zwaar is. Bovendien moet eiseres in de huidige situatie meer dan 100 meter naar het toilet lopen, terwijl zij niet in staat is om dat meerdere keren per dag te doen. Als aan eiseres een ontheffing wordt verleend, hoeft zij de verkoopwagen niet meer te verplaatsen. Daardoor kan zij een andere – bredere – verkoopwagen gebruiken die aangepast is aan haar persoonlijke behoeften. Op die manier kan zij haar werk beter volhouden, bijvoorbeeld door de verkoopwagen te voorzien van een toilet. Verder betwist eiseres dat de door het college genoemde belangen in het geding komen als ontheffing wordt verleend. Zo stelt eiseres dat zij er nog steeds voor zal zorgen dat het strandgebied schoon blijft. Verder kan de bredere verkoopwagen in het geval van een calamiteit door een transportbedrijf binnen een halfuur worden weggehaald. Wat betreft het vrije strandaanzicht wijst eiseres erop dat dit al beperkt wordt door het naastgelegen camperparkeerterrein dat wordt uitgebreid en de plaatsing van een sanitaire unit op 500 m afstand van de standplaats van eiseres.

Het oordeel van de rechter

De rechtbank beoordeelt of het college de ontheffing op juiste gronden heeft geweigerd. De rechtbank overweegt dat artikel 4:84 van de Awb voorschrijft dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Bij het vaststellen van een beleidsregel wordt verondersteld dat daaraan een belangenafweging ten grondslag ligt als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid van de Awb.

Volgens jurisprudentie van de Afdeling voorziet de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb niet alleen in die bijzondere gevallen waarmee bij het vaststellen van de beleidsregel rekening was gehouden, maar dat alle omstandigheden in een concreet geval van belang zijn. Onder verwijzing naar de conclusie van de staatsraden van 7 juli 2021, die door de Afdeling (gedeeltelijk) is overgenomen in haar uitspraak van 2 februari 2022, stelt de rechtbank dat het bestuursorgaan behoort af te wijken van een beleidsregel als die beleidsregel in een concreet geval tot onevenredige gevolgen leidt, ongeacht of de omstandigheden bijzonder zijn of niet.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de belangenafweging die ten grondslag lag aan de weigering om een ontheffing te verlenen een onjuiste toets aangelegd die is vereist op grond van artikel 4:84 van de Awb. Volgens de rechtbank had het college moeten beoordelen of de mobiliteitseis in dit concrete geval onevenredige gevolgen heeft voor eiseres, omdat zij aan de ziekte MS lijdt en daardoor moeite heeft met het verplaatsen van de verkoopwagen. De rechtbank volgt het college niet in zijn standpunt dat het verlenen van de ontheffing van de mobiliteitseis zorgt voor precedentwerking, omdat dat niets afdoet aan de gevolgen die de mobiliteitseis voor eiseres meebrengt. Verder acht de rechtbank het verweer van het college voor wat betreft het aanpassen van de verkoopwagen van eiseres niet relevant. In dat verband overweegt de rechtbank dat het aanpassen van de verkoopwagen eiseres niet bevrijdt van haar verplichting om de verkoopwagen dagelijks te verwijderen.

De rechtbank komt tot de conclusie dat het college niet heeft beoordeeld of de mobiliteitseis onevenredige gevolgen heeft voor eiseres door onvoldoende rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het college in dit geval niet heeft onderkend of hij gebruik dient te maken van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 4:84 van de Awb.

In lijn met de ‘evenredigheidsuitspraak’

Een uitspraak die naar onze mening in lijn is met de ‘kentering’ voor wat betreft de toets aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.

Intermezzo

De uitspraak van de Afdeling is (vanzelfsprekend) breed geanalyseerd en besproken in de literatuur. Op deze plaats wordt enkel even het geheugen opgefrist.

Alhoewel het buiten het bestek van deze analyse voert, vinden wij het toch op zijn plaats om de uitwerking van het evenredigheidsbeginsel uiteen te zetten. Bij een toets aan het evenredigheidsbeginsel dient volgens de Afdeling een onderscheid te worden gemaakt tussen (1) de geschiktheid, (2) de noodzakelijkheid en (3) de evenwichtigheid van het besluit.

De bestuursrechter toetst (1) of het besluit geschikt is om het doel te bereiken, (2) of het een noodzakelijke maatregel is of dat met een minder vergaande maatregel kan worden volstaan en (3) of de maatregel in het concrete geval evenwichtig is.

De bestuursrechter kijkt dus voortaan concreet of het besluit niet onevenredig is voor betrokkene en betrekt daarbij alle omstandigheden van het geval. Daardoor wordt de terughoudende toetsing van het willekeur-criterium losgelaten. De toets wordt indringender en dat komt de burger ten goede.

Terug naar de casus

Wij onderschrijven het oordeel van de rechtbank.

Wij menen dat de beleidsregel in dit geval zijn doel zou verliezen als iemand wegens een ziekte ernstige belemmeringen ervaart om zijn werkzaamheden te kunnen verrichten. De belangen die de beleidsregel beoogt te dienen, komen niet in het geding. De vrees voor precedentwerking is onterecht, daar we te maken hebben met (zeer) bijzondere omstandigheden. Doordat eiseres lijdt aan de ziekte MS, is het voor haar niet mogelijk om de verkoopwagen dagelijks te verwijderen. Een toilet in haar verkoopwagen maakt dit niet anders. Het college gaat dus compleet voorbij aan de gevolgen van de ziekte van eiseres.

Deze uitspraak illustreert dat een bestuursorgaan per geval moet beoordelen of kan worden afgeweken van een beleidsregel. In de belangenafweging moet het bestuursorgaan de persoonlijke omstandigheden niet uit het oog verliezen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar gaat in de praktijk dus (kennelijk) nog weleens mis.

 

Advocaat voor boekenkast Den Hollander Advocaten Oostburg

Wilt u meer weten over ons of het kantoor neem dan contact op.